Wat voorafging: In de houtles weten ze niets van deze nieuwsbrief. Eerst had ik les van leraar Marc (die heet niet écht Marc), nu van leraar Ruben (die heet wel echt Ruben). De nieuwsbrief, de realiteit en ikzelf hebben meer impact op elkaar dan vooraf geanticipeerd. Alles wat hier staat is waar.
“Ze weten het!” gilde mijn liefste de ochtend na de houtles. Ik had net verteld wat er gebeurd was.
Achteraf gezien was het te verwachten. Een logisch gevolg van het verloop der dingen.
Ik spoedde me gisterenavond naar de houtles en kwam een half uur te laat aan. Gestresst was ik daar niet over. Ooit was ik tien minuten te laat aangekomen, om daar één andere medecursist en een laconieke leraar Marc aan te treffen. “In het volwassenenonderwijs kan niet iedereen op tijd komen hé. Mensen komen van hun werk.” aldus Marc.
Hij probeerde het te zeggen met de wijsheid van iemand die al jaren lesgaf aan mensen met een quarter-life-crisis. Maar ik wist dat dit zijn eerste jaar was in een cvo. Voordien had hij jarenlang de pubers van het beroeps onderwezen, of zoals hij het noemde: “de dagschool”. Soms bevroedde ik dat Marc in 1899 geboren was.
Marc, zo bedacht ik ook nog, zei dat over laatkomers vooral tegen zichzelf: probeer geen discipline te pompen in die millennials met twee linkerhanden. Ze komen wanneer ze komen en als ze een Spritzkoek willen eten tijdens de les, dan kan je ze niet naar de directeur sturen. Vier maanden later stopte Marc met lesgeven in het volwassenenonderwijs.
Sinds die uitspraak van Marc was ik wel behoorlijk chill over te laat komen. Als ik voor mijn vertrek naar het oord der houtnerf mijn zoon en dochter nog een kwartiertje wou zien, dan deed ik dat gewoon. Deze keer had ik eigenlijk helemaal geen zin om te gaan. Maar wat moest ik dan nadien naar de talloze lezers van dit epistel sturen? Die rekelse nieuwsbrief, vloekte ik nog. En ik sprong mijn fiets op. Ik had het lekker puberaal uitgehangen en was ruim een half uur te laat. Maar wat ik toen zag had ik niet verwacht.
Het was begonnen met Nathan. In de eerste les overliep Marc de aanwezigheidslijst. Eéniemand had laten weten dat hij niet kon, maar het grootste mysterie bleek Nathan. Nathan had zich net zoals ons drie maand eerder supersonisch-snel, in ware Tomorrowlandstijl, ingeschreven voor de houtles. Dat wil zeggen: achter je computer zitten en panisch op F5 duwen tot de inschrijfknop verschijnt. Net zoals ik was Nathan bij de gelukkigen. En net zoals iedereen had Nathan vele euro’s inschrijvingsgeld betaald. Maar Nathan kwam nooit opdagen.
Waarom ik me zijn -echte- naam herinner? Elke week kwam Marc naar mij met de aanwezigheidslijst en vroeg ‘Nathan?’ Ik schudde vriendelijk van nee en zei: ‘Ruben’. Eerst dacht ik nog dat hij zich vergiste, maar na een maand was dat niet meer geloofwaardig. Sprak leraar Marc me consequent aan met ‘Nathan’ in de hoop dat deze mythische leerling alsnog zou verschijnen? Als een eenhoorn-leerling, op een regenboogwolk? Marc toch. Sommigen zeggen dat het het houtstof is. Dat kruipt overal, in alle lichaamsholten, tot je er zot van wordt. Had ik al gezegd dat Marc sinds december geen les meer geeft?
Maar Nathan kwam dus niet. En met de maanden kwamen er steeds minder cursisten. We gingen van 14 naar 10 naar 12, naar 10, naar 8, naar 5 naar 7. En die 7 was dan nog een 6,5, want dat was Enthousiaste Tina. En vorige les was zij eerder een verschijning dan leerling. De Moeke Maria van de houtbewerking.
Maar toen ik in deze houtles een half uur te laat aankwam, was er niemand. Een lege loods vol snijdersbanken. Geen probleem, bedacht ik nog: de Mompelvrienden waren vorige week ook heel laat. En de zussen zijn ook niet altijd superstipt. Maar ze kwamen niet. Niemand kwam. Behalve leraar Ruben natuurlijk.
Ze weten het. Ik dacht net hetzelfde als mijn eega een dag later. Ze weten het en ze zijn Heel Boos en ze willen hier geen deel van uitmaken. In de houtles weten ze van alles. De enige die nog deel wil zijn van deze onnozelheid is leraar Ruben. Die man wordt er tenslotte voor betaald.
Ik keek Ruben zenuwachtig aan, toen Marc net binnenwandelde. Die was nog steeds coördinator en kwam -euh- een beetje coördineren. Marc en leraar Ruben verbaasden zich over de opkomst.
“Het gekke is dat er op maandag en zaterdag wel telkens tien man komt,” stelde Ruben. Was dat een subtiele steek naar mij? Ik hield zijn blik in de gaten. “Ik heb ook nog geen loon ontvangen voor mijn woensdavonden,” voegde Ruben eraan toe. Marc coördineerde: “dat moet je regelen met het secretariaat,” en mompelde nog iets over Informat. Alles in het onderwijs is met Informat.
Vervolgens vroeg ik hulp bij het wegwerken van een halve millimeter houtstrook die mijn erbarmelijk kadertje volledig scheeftrok. Ruben gaf uitleg, terwijl Marc coördinerend toekeek: “dat kan je oplossen door een blok hout ernaast te spannen met een sergeant.” Ik wandelde naar het sergeantenrek (dat bestaat - alles bestaat in de houtbewerking), toen Ruben er nog schalks aan toevoegde: “Ga Marc maar halen.”
Ik versteende. Leraar Marc, zo weet de trouwe lezer, die heet helemaal niet Marc! Die heet anders. Het angstzweet brak me letterlijk uit. Leraar Ruben wist het ook!
Drie, vier, vijf seconden stilte die een eeuwigheid leken te duren.
“Marc Sergeant hé!” voegde leraar Ruben eraan toe.
Marc Sergeant is een voormalig Belgisch wielrenner en was 19 jaar ploegleider bij Lotto Soudal. SHIT RUBEN HOE OBSCUUR KUNNEN JE MOPPEN ZIJN, schreeuwde ik vanbinnen. Of had hij het toch door? En had hij samen met zijn vrouw een hele week op die mop zitten zoeken? Om me subtiel doch effectief kapot te maken.
Ik hield het niet uit en besloot gewoon de sergeant te halen. Wonderwel keerde de rust terug. Leraar Ruben en ik maakten om de beurt een half geforceerde mop over het feit dat ik daar alleen was (‘nu ga ik aan de klassikale uitleg beginnen’) en lachten allebei half geforceerd met elkaars geinigheden. (‘het is pauze, ik zal iedereen bij elkaar roepen’). En eigenlijk was die Ruben nog niet zo’n slechte leraar. In die 1-op-1 les werd ik zowaar een minder povere schrijnwerker.
Na een uur of twee werd leraar Rubens gezicht net iets ernstiger terwijl hij stilletjes zei: “wilt ge blijven komen, want ik zou wel betaald willen worden voor de woensdagavond.”
Ik stopte met beitelen, keek hem in de ogen en zei: “Op mij kan je rekenen, Ruben.”
Een stilte, een warme blik van verstandhouding. Het kon me niet meer schelen of leraar Ruben het wist.
Door deze wending is het lot van wij Rubens voor de rest van het jaar verbonden. Zijn loon en de bestaansreden van dit schrijven hangen ervan af. Ik zei niets, hij zei niets, maar mentaal gaven we elkaar een dikke knuffel. Dat wist ik wel zeker.
Ik had het eigenlijk al voor deze keer beloofd. Maar volgende keer schrijf ik over De Zwangere. Voor echt. Eerst is het krokusvakantie, maar dan schrijf ik erover. Misschien was ze wel op reis? Gaan skiën ofzo? Ik hoop dat ze terugkomt. En die andere Ruben hoopt het ook.