Wat voorafging: sinds september volg ik lessen houtbewerking. Sinds januari schrijf ik daarover een nieuwsbrief. Je kan vorige edities hier lezen. Maar dat hoeft niet.
De architecte was van bij de eerste les ongeduldig. Haar vriend had het jaar ervoor al houtbewerking gedaan. Ze kon zijn spullen gebruiken. Wij stonden allemaal nog in jeans en stoffen schoenen naar de werkbank te staren, zij kon niet wachten om haar Japanse trekzaag boven te halen.
Dat van die Japanse trekzaag snapte ik eerst niet, maar nadat ik me er zelf één had aangeschaft, begreep ik het helemaal. Een doorsnee houtzaag is niet veel meer dan een uit de kluiten gewassen tandjesmes: hoogstens snij je er een grote taart mee. Niet zo met een Japanse trekzaag. Neem zo’n tuig ter hande en je voelt je spontaan de samurai onder de schrijnwerkers. En zagen dat dat ding kan!
Sinds ik de trotse bezitter was van een trekzaag, kon ook ik het niet laten om die op gepaste en minder gepaste momenten boven te halen. En dan maar in het rond zwaaien, net of je weer Power Ranger bent op de speelplaats (ik was de zwarte!). Mijn favoriete gelegenheid voor zaagzwaaien? Videocalls. Dan doorkliefde ik de lucht ridderlijk met mijn trekzaag, mooi gekadreerd. Het liefst aan het begin van de vergadering, wanneer mensen één voor één binnendruppelen. Als ik even twijfel over de houtles - waarom doe je dat eigenlijk, Ruben? - dan denk ik aan de ongeruste blikken van nieuwkomers in den Teams. Daarvoor.
De architecte-met-de-trekzaag werd al gauw mijn buurvrouw aan de snijdersbank. Dat had voor- en nadelen.
Voordeel: Ze was snel. Heel snel. Doorheen haar studies had ze duidelijk tonnen ervaring opgebouwd in het in elkaar priegelen van maquettes en geodriehoektekenen. Was de technische tekening moeilijk of nodeloos complex? Dan kon ik gewoon gaan spieken bij m’n overbuur, die drie stappen verder zat.
Nadeel: De architecte was ook goed. Heel goed. Had mijn werkstuk soms meer weg van origami met houtsplinters? Bij haar vond ik alleen puntgave constructies en meticuleus passende verbindingen. Geweldig voor het zelfvertrouwen.
“Het is wel wennen nu, met een winkelhaak in plaats van een geodriehoek”, had ze ooit gezegd. Dat was er niet aan te zien. De architecte was altijd anderhalf uur eerder klaar dan wij, simpele stervelingen.
Maar sinds een week of zes komt ze niet meer. De reden? Enthousiaste Tina had het het eerst gezien. “Die is zwanger,” fezelde ze veel te luid tegen mij. “Daar moet je mee oppassen,” zei ik opnieuw. Enthousiaste Tina holde naar de architecte en gibberde van proficiat en voorwanneerist. De architecte had het lang onder een salopette kunnen verstoppen, maar bleek effectief in verwachting.
Een nieuwe Zwangere, dacht ik toen nog, dat wordt verwarrend. Hoe moet ik die in dit schrijven uit elkaar houden? Wat als die twee weken na de bevalling ook al terugkeert alsof ze gewoon een verkoudheid had? Dat gaat niet meer geloofwaardig zijn.
Het waren nodeloze zorgen. Een week na de aankondiging verdween de architecte van het toneel. De zwangerschap, zo meldde ze in de Whatsapp-groep, was wat te veel geworden, zeker in combinatie met de verbouwing. Sindsdien geen spoor meer van haar. Onze les houtbewerking verandert stilaan in een boek van Agatha Christie.
Dat van die verbouwing was wel een dingetje onder ons houtbewerkers. Als tijdens de pauze het gesprek even stilviel was het de conversatiereddingsboei bij uitstek: je kon altijd over verbouwingen beginnen.
De mompelvrienden verbouwden, ik had er één achter de rug, Zus 2 was bezig, de Hollander leek in een soort permanente staat van verbouwwoede te leven en ook De Zwangere (de oorspronlijke dan) leefde nog tussen de gyproc. Ik wou tegen haar iets zeggen à la ‘dat lijkt me een uitdagende combinatie met een pasgeboren kind’. Maar toen bedacht ik dat een pasgeboren kind en deze houtles óók een uitdagende combinatie was. En dat hield deze bovennatuurlijke vrouw niet tegen.
Het was duidelijk dat eenieder aan de houtles begonnen was in de hoop lopende of toekomstige verbouwingen een duwtje in de rug te geven met huisgemaakt schrijnwerk. De trouwe lezer weet dat dat voorlopig tegenvalt.
Dus voelden we ons voorlopig vooral verbonden in wat elke verbouwing met zich meebrengt: miserie. Een eindeloze opeenvolging van gedoe, gehannes, ellende, kommer, kwel, leed, chagrijn en blaren.
De klaagzang deze week? Afspraken maken met stielmannen. “Daar kan ik niet bij,” begon ik zelf. “Dan bel je die ‘s avonds en zeggen ze: we komen morgenvroeg. Je legt neer, gaat gerust slapen en de volgende morgen. DAN KOMEN DIE NIET.” Dramatische pauze. “Wat kan er op een nacht slapen nu veranderd zijn?”
De Zwangere pikte in met een ander verhaal. En ook De Hollander deed mee. We jammerden fluks de tafel rond, elk met ons eigen miserie. De conclusie was eenduidig: met stielmannen valt niet af te spreken.
Op één plek aan tafel was het stil gebleven. Leraar Ruben had stilletjes voor zich uit zitten staren. Leraar Ruben werkte halftijds. Leraar Ruben was voor de rest stielman. In de bouw.
Iedereen besefte het ongeveer tegelijk. Een stilte viel. De eerste die dan spreekt is al-tijd de pineut.
“Ahja oei,” zei ik.
Kalf! Ruben, wanneer ga je ooit je mond leren houden.
“Ahja oei. Jij werkt in de bouw zeker?”
“Ja, ja.” Leraar Ruben dacht diep na. “Ik weet niet of ik vaak afzeg.” Leraar Ruben dacht nog dieper na. “Als ik het doe, is het wel altijd een dag of twee op voorhand.”
Niemand wist goed wat hij of zij daarvan moest denken.
“Maar ik ben een keer aan het denken…” zei leraar Ruben weer.
Het bleef heel lang stil.
“Weet je wat er ook vreselijk is? De klantendienst van de CM! Voor je zwangerschapsverlof heb je een attest nodig. En daarop vragen ze: “aan welke aandoening leed u? En vervolgens: is de aandoening nu nog aanwezig?”
Algemene verontwaardiging. Andere verhalen over ellende met de ziekenkas. En met klantendiensten. De eendracht was terug in onze groep. Ik kon de Zwangere wel knuffelen. Maar ik deed het niet.