In de houtles weten ze van niets. Zij, dat zijn mijn klasgenoten in het eerste jaar houtbewerking, volwassenenonderwijs. En van deze wekelijkse nieuwsbrief Houtverwerking weten ze niets. Houden zo.
Al een half jaar zijn mijn klasgenoten en ik in de weer met rugzagen, steekbeitels en beukenhouten hamers. Elke les worden we iets minder slecht in het maken van treurige verbindingen uit inferieure houtsoorten. Ondertussen lacht de materiële wereld ons uit.
Elke tafel waaraan we gaan zitten, elke lepel waarmee we in de soeppot roeren en elk droevig stuk ecologisch verantwoord speelgoed: het ziet er altijd beter uit dan wat wij aan het einde van een vier uur durende les bij mekaar hebben getimmerd. Om het nog wat erger te maken zijn er het afgelopen jaar drie (drie!) verfilmingen van Pinokkio op ons afgevuurd. Ik kan die Gepetto niet meer zien. Zit hij steeds miserabel te kniezen terwijl hij met zijn steekbeitel meesterwerk na meesterwerk aflevert. Wij komen het dichtst bij een Pinokkio wanneer we liegen. Tegen de leraar. Over hoelang we geschuurd hebben op een vormloos blok hout. In het houtvak valt weinig eer te rapen.
En de leraar, die is dus veranderd. Van september tot december kon de klas genieten van Marc*, een oud-schrijnwerker die jarenlang had lesgegeven in het beroepsonderwijs. Marc kon terugvallen op jarenlange leservaring en had zich duidelijk bekwaamd in de dingen zéér goed uitleggen. En vooral: meermaals uitleggen. “7 keer!” zo zei hij elke les wel eens. “7 keer moet je iets uitgelegd krijgen vooraleer je het snapt.” De dramatische pauze tussen de twee 7 keren moet u er zelf bij denken.
Maar in september kreeg Marc met ons dus voor het eerst een klas vol volwassenen voor zijn neus. Dat avondonderwijs combineerde hij met een coördinerende job bij de school. En dat was wat te veel van het goede, zo vertelde hij ons tijdens de pauze van een les in november. “Vanaf januari doe ik enkel nog full-timecoördinatie,” vertelde Marc met verdacht weinig emotie in zijn stem.
Zelf zag ik menige lippen van klasgenoten trillen bij die aankondiging. Hoe moest het nu verder? Te midden van al ons gepriegel was Marc een certitude geweest. Een zekerheid waarop we konden terugvallen. Ons dunne houtblokje onder een wiebelende tafelpoot. Zoals Marc steevast masiene bleef zeggen en ons een milde glimlach op het gezicht bezorgde, daar konden veel performers een puntje aan zuigen.
Maar Marc is niet meer. Marc liet zich, coördinerend als hij was, vervangen door een actieve, jongere schrijnwerker. Hij kreeg tijdens de eerste januariles het voordeel van de twijfel, maar verspeelde snel veel krediet: “Ah, gij zijt ook ne Ruben? Da’s al één naam minder om te onthouden,” grijnsde hij.
De rest van de les heb ik 17 keer onnodig opgekeken omdat iemand ‘Ruben’ riep en hulp nodig had. En die nieuwe Ruben maar helpen. En iedereen maar tevreden zijn (het staat 3 centimeter minder scheef, stop de persen!), en geholpen zijn.
Dit keer trilde mijn lip onbedwingbaar. De nieuwe Ruben had me in mijn uniciteit geraakt. In de houtles modderen we maar wat aan. Maar met elke schilfer hout die we wegschrapen, komen we dichter bij de essentie van ons mens-zijn. En daar gaat deze nieuwsbrief over. Herken je iemand? Zwijg als een graf. Want ze weten van niets.
*Marc heet niet Marc.